De maatschappelijke discussie over de inzet van biosimilar-geneesmiddelen spitst zich toe op financiële aspecten. Dat is maar een deel van het verhaal.
Biosimilars zijn varianten van biologische geneesmiddelen die gebruikt kunnen worden als het octrooi op het originele middel is verlopen. Doorgaans zijn ze goedkoper dan het origineel, omdat veel minder onderzoek en speurwerk hoeft te worden gedaan. Op basis van eerder opgedage kennis zijn ook verschillende leden van Nefarma bezig met de ontwikkeling van biosimilars. Over enkele jaren zullen er vermoedelijk enkele tientallen beschikbaar zijn.
Zorgverzekeraars willen het gebruik van deze middelen bevorderen, zoals ook te lezen is in een artikel in het Financieele Dagblad van vandaag. Geneesmiddelenfabrikanten waarschuwen ervoor dat de middelen niet exact hetzelfde zijn als het origineel. Bij traditionele, chemisch gemaakte middelen, is bij originele en nagemaakte middelen sprake van dezelfde werkzame stof. In de meeste gevallen zijn ze daarom onderling uitwisselbaar. Bij biologische middelen ligt dat ingewikkelder. Om de kwaliteit van de behandeling te waarborgen, wordt daarom geadviseerd niet van geneesmiddel te wisselen als dat om medische gronden niet nodig is. Als patiënten eenmaal goed zijn ingesteld op een biologisch middel, is het raadzaam dit middel te blijven gebruiken, ongeacht of het een origineel middel of een biosimilar betreft.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geeft als richtlijn dat “patiënten zo veel mogelijk op een biologisch geneesmiddel moeten worden gehouden als ze daar klinisch goed op reageren wat betreft werkzaamheid en bijwerkingen."
Gezien het karakter van de middelen is het niet raadzaam dat zorgverzekeraars bij biologische geneesmiddelen een preferentiebeleid voeren, vindt Nefarma. Immers, zo'n beleid houdt per definitie in dat de kans bestaat dat om de zoveel tijd wordt gewisseld van leverancier en middel.
Goede farmaceutische zorg betekent dat naar méér wordt gekeken dan louter de prijs van een middel.