Een gespecialiseerde polikliniek voor boezemfibrilleren zorgt voor een vermindering van het aantal heropnames en van het risico op overlijden. Met name in 'ervaren' ziekenhuizen blijkt aanzienlijke winst te behalen door de zorg voor deze veelvoorkomende hartritmestoornis anders te organiseren. De Maastrichtse onderzoekers trekken die conclusie uit een onderzoek na behandeling van iets meer dan 1350 patiënten in acht Nederlandse ziekenhuizen. In het vooraanstaande wetenschappelijk tijdschrift European Heart Journal publiceren ze deze week hun resultaten.
In Nederland zijn zo'n 300.000 mensen met boezemfibrilleren (ook wel atriumfibrilleren genoemd), de meest voorkomende vorm van hartritmestoornissen. Deze patiënten worden normaliter gezien op een algemene afdeling Cardiologie door een cardioloog, die het behandeltraject coördineert. De praktijk leert echter dat richtlijnen dan niet voldoende worden opgevolgd en de behandeling dus niet altijd optimaal wordt uitgevoerd. Dat kan cardiovasculaire complicaties met zich meebrengen, waardoor een heropname nodig is of zelfs het risico op overlijden toeneemt. Om de zorg rondom boezemfibrilleren te verbeteren introduceerde het Maastricht UMC+ met succes een gespecialiseerde polikliniek voor boezemfibrilleren, ofwel de AF-poli.
Europese richtlijnen
In de gespecialiseerde AF-poli is niet de cardioloog in de lead, maar is een coördinerende rol weggelegd voor een verpleegkundig specialist. Uit eerdere resultaten in het Maastricht UMC+ bleek al dat het risico op heropnames en overlijden met maar liefst 35 procent daalde. Op basis daarvan werden in 2016 zelfs de Europese richtlijnen aangepast. Geadviseerd wordt een geïntegreerde aanpak met een duidelijke organisatie van de behandeling en follow-up toe te passen, gericht op het naleven van de richtlijnen. De Maastrichtse onderzoekers namen de proef op de som en verbreedden hun onderzoek naar in totaal acht Nederlandse ziekenhuizen om de meerwaarde van de AF-poli aan te tonen.
Ervaren' ziekenhuizen
In totaal werden 1354 patiënten opgenomen in het onderzoek, van wie ongeveer de helft werd gezien door een cardioloog op de reguliere poli en de andere helft door de verpleegkundig specialist op de AF-poli. De verpleegkundig specialist werd daarbij ondersteund door een digitaal hulpsysteem en besprak het behandelplan vervolgens met de cardioloog. Alle verdere follow-up was in handen van de verpleegkundig specialist. De resultaten wezen uit dat in de AF-poli de richtlijnen beter werden nageleefd. In de meer 'ervaren' ziekenhuizen leidde dat tot 48 procent minder risico op heropnames en overlijden. In andere, minder ervaren ziekenhuizen waren er geen verschillen tussen de twee poliklinieken.
Duurzame zorg
"Weliswaar laten we nu zien dat de winst met name is te zien bij de ervaren ziekenhuizen", zegt Petra Wijtvliet (verpleegkundig specialist in het Groningse Martini Ziekenhuis en onderzoekscoördinator namens het Maastricht UMC+) "Maar uiteindelijk verwachten we die winst ook te boeken naarmate andere ziekenhuizen ook meer ervaring gaan opdoen." Prof. dr. Harry Crijns (hoofd Cardiologie van het Maastricht UMC+) vult aan: "Om de cardiovasculaire zorg duurzaam te houden, moeten we blijven zoeken naar mogelijkheden om de zorg te verbeteren. Dit is een heel mooi voorbeeld, waarbij we de kracht van de verpleegkundig specialist optimaal kunnen benutten en waar we door nauwere samenwerking de zorg optimaliseren."
Het onderzoek is getiteld RACE4. Naast de publicatie in het European Heart Journal presenteerden Petra Wijtvliet en prof. dr. Harry Crijns de resultaten onlangs ook op een internationaal congres van de European Society of Cardiology in Parijs.