Laura van Velzen onderzocht of er verschillen zijn in de witte stof in de hersenen van mensen met depressies. Tijdens haar promotieonderzoek heeft zij met behulp van hersenscans (MRI) gekeken naar verschillen in de hersenen tussen gezonde deelnemers en deelnemers met een depressie of angststoornis. Zij promoveert vrijdag 11 januari om 11:45 op haar proefschrift “The stressed and depressed brain” bij Amsterdam UMC.
Hoewel depressie en angststoornissen veel voorkomen, is nog niet veel bekend over de onderliggende oorzaken en mechanismen. Van Velzen: “Ik heb gekeken naar onder andere de verbindingen tussen verschillende hersengebieden, de zogenoemde witte stof.” Dit onderzoek naar witte stof deed ze binnen het ENIGMA depressie consortium, een samenwerkingsverband van 20 internationale onderzoeksgroepen. Wanneer er schade is aan de witte stof, is de communicatie tussen hersengebieden mogelijk verstoord. Dit zou kunnen leiden tot psychische klachten. Door internationaal samen te werken, kon de grootste studie wereldwijd naar afwijkingen in witte stof bij depressie plaatsvinden. De resultaten tonen een globale, maar subtiele afwijking in de structuur van de witte stof bij mensen met een depressie.
“Dit was vooral het geval bij deelnemers die meerdere depressies hadden gehad. Dit zou erop kunnen wijzen dat elke depressieve episode zorgt voor extra schade aan het brein. Ook zouden veranderingen in witte stof mensen kwetsbaar kunnen maken om meerdere depressieve episoden te ontwikkelen. Dit onderzoek toont aan dat er subtiele verschillen zijn in de hersenen bij deelnemers met depressie. Meer onderzoek is echter nodig om te kijken of de witte stof herstelt na behandeling, bijvoorbeeld na gebruik van antidepressiva, en om te kijken wat er op cellulair niveau gebeurt waardoor deze schade ontstaat”, aldus Van Velzen.