Twee belangrijke ontwikkelingen deden zich de afgelopen tien jaar voor in de insulinemarkt. De insuline-analogen hebben hun aandeel sterk zien stijgen en daarmee dat van humane insuline teruggebracht tot onder de 10%. Daarnaast zagen de middellangwerkende insulines hun aandeel slinken ten gunste van de langwerkende insulines.
Mensen met diabetes mellitus type 1 starten direct na de diagnose met het gebruik van insuline of een insuline-analogon. Mensen met diabetes mellitus type 2 gebruiken insuline pas als leefstijladviezen en medicamenteuze behandeling met orale antidiabetica, zoals metformine en sulfonylureumderivaten, onvoldoende effect hebben.
Insuline-analogen
Nederlandse openbare apotheken verstrekten in 2004 nog in ruim 60% van de gevallen humane insuline aan insulinegebruikers. Bijna 40% kreeg in dat jaar een insuline-analogon. Sindsdien zijn de verhoudingen drastisch veranderd. In het eerste kwartaal van 2015 was 93% van de verstrekkingen een insuline-analogon en nog maar 7% humane insuline. Humane insuline wordt door middel van recombinant DNA-technologie geproduceerd door bacteriën.
Door humane insuline met zink en protamine-polypeptiden te combineren en in verschillende verhoudingen te mixen, stond insulinegebruikers een range van snelwerkende tot langwerkende humane insulines ter beschikking. Recombinant DNA-techniek staat ook aan de basis van de volgende generatie insulines, de insuline-analogen. Wijzigingen in de aminozuursamenstelling en/of -volgorde van humane insuline resulteren daarbij in analogen met verschillende werkingssnelheden.
Toename gebruikers
In 2004 telde Nederland ongeveer 200.000 gebruikers van insuline. In 2014 verstrekten openbare apotheken aan 310.000 mensen 1,8 miljoen keer insuline. Deze groei in het aantal gebruikers (55%) komt enerzijds door de vergrijzing, maar ook doordat het aantal diabetes type 2-patiënten dat insuline gebruikt, is toegenomen.
In de afgelopen tien jaar gingen ook de marktverhoudingen tussen de snelwerkende, middellangwerkende en langwerkende insulines op de schop. Maakten in 2004 de middellangwerkende insulines nog 58% van de markt uit, in 2014 was dit aandeel afgenomen tot 24%. De snelwerkende insulines en de langwerkende insulines hadden vorig jaar ieder een marktaandeel van rond de 38%. Voor de snelwerkende insulines betekende dit een beperkte toename (2004:31%), maar voor de langwerkende insulines was de stijging aanzienlijk (2004:11%).
In beginsel maakt de behandelaar de keuze van het soort insuline aan de hand van de individuele behoeften en mogelijkheden van de diabetespatient. Sinds de tweede helft van vorig jaar staat de behandelaar daarbij ook een nieuwe insuline-analogon met een ultralange werking van ten minste 42 uur ter beschikking. Het betreft het insuline-anologon degludec, dat apotheken nog maar mondjesmaat verstrekken.