Een hart dat als gevolg van een hartinfarct versleten is en minder goed bloed rondpompt, scheidt stoffen af die tumorgroei stimuleren. Dat blijkt uit onderzoek met muismodellen, ondersteund met gegevens uit bevolkingsonderzoek PREVEND, uitgevoerd door hoogleraar cardiologie Rudolf de Boer van het UMCG en zijn team. Hij publiceert hierover in het wetenschappelijk tijdschrift Circulation.
Hartfalen is een veelvoorkomende aandoening: zo'n honderdvijftigduizend mensen in Nederland hebben hartfalen. Bij hartfalen is het hart sleets en pompt het minder bloed rond. Vaak krijgen mensen last van hartfalen na een hartinfarct, na langdurige hoge bloeddruk of bij een lekkende hartklep.
Het idee dat er een verband is tussen hartfalen en kanker is er al langer – het was opgemerkt dat in grote registraties van mensen met hartfalen er disproportioneel veel overleden aan kanker. Maar of er een directe (oorzakelijke) link was, was niet duidelijk . De Boer toont in zijn publicatie hiervoor wetenschappelijk bewijs.
Hij deed onderzoek met muismodellen met een genetische aanleg voor darmkanker en poliepen in de darm en zag een sterke groei en toename in aantal van de poliepen in de darm bij muizen waarin ook hartfalen werd veroorzaakt.
De Boer vond verschillende eiwitten die in verhoogde hoeveelheid aanwezig waren in de muismodellen. Dezelfde eiwitten bleken verhoogd aanwezig te zijn in het bloed van mensen met hartfalen. Ten slotte bleek uit epidemiologisch onderzoek met gegevens uit bevolkingsonderzoek PREVEND, waarin klassieke hartfalen biomarkers (signaalstoffen) gemeten werden, dat mensen met een verhoging van deze biomarkers (met dus mogelijke vroege verschijnselen van hartfalen) eerder
(darm-)kanker ontwikkelden gedurende een periode van 10 jaar.
De Boer: “Het onderzoek bevestigt het vermoeden en geeft wetenschappelijk bewijs dat patiënten met hartfalen een groter risico lijken te hebben op darmkanker. Of dit ook voor andere vormen van kanker het geval is willen we verder onderzoeken – die aanwijzingen zijn er namelijk ook. Onze resultaten zouden specialisten bewust moeten maken van dit risico zodat zij hiernaar kunnen handelen, bijvoorbeeld door patiënten met hartfalen laagdrempelig (en wellicht vroegtijdig) te laten screenen op darmkanker.”
De Boer en zijn team werkten in dit onderzoek samen met de afdelingen oncologie, MDL, pathologie, en interne geneeskunde van het UMCG en de Universiteit van Innsbruck.